Isaiah 19

Want u zei bij uzelf: ‘Ik zal de hemel bestormen en hoger dan de sterren heersen. Ik zal de hoogste troon bestijgen. Ik zal zetelen op de berg van de samenkomst, ver weg in het noorden. 1Ik zal opklimmen tot in de hoogste hemelen en gelijk zijn aan de Allerhoogste.’ 2Maar in plaats daarvan zult u in het diepst van het dodenrijk worden geworpen. 3Allen die zich daar bevinden, zullen u aanstaren en vragen: ‘Kan dit degene zijn die de aarde en de koninkrijken van de wereld op hun fundamenten deed schudden? 4Kan dit degene zijn die de wereld in een woestijn herschiep, die steden met de grond gelijkmaakte en niet het minste medelijden had met zijn gevangenen?’ 5De koningen van de volken liggen eervol in hun graven, 6maar uw lichaam is weggegooid als een afgekeurde tak, het ligt in een open graf, bedekt met de lichamen van hen die in de slag werden gedood. Het ligt als een kadaver op straat, vertrapt en verscheurd door paardenhoeven. 7Voor u zal geen gedenkteken worden opgericht, want u vernietigde uw eigen land en moordde uw eigen volk uit. Uw zoon zal u niet opvolgen als koning. 8Dood de kinderen van deze zondaar. Geef hun niet de kans weer op te staan en het land weer te veroveren of de steden van de wereld te herbouwen.

9‘Ikzelf heb Mij tegen hem gekeerd,’ zegt de Here van de hemelse legers, ‘en Ik zal voorkomen dat zijn kinderen of kleinkinderen ooit op zijn troon zullen zitten. 10Ik zal van Babel een verlaten land maken, waar roerdompen zich thuisvoelen in de poelen en de moerassen. Ik zal het land schoonvegen met de bezem van de vernietiging,’ zegt de Here van de hemelse legers. 11Hij heeft gezworen dat Hij dit zal doen, want dit is zijn plan. 12‘Ik heb besloten het Assyrische leger te vernietigen als het zich in Israël bevindt. Ik zal de Assyriërs neerslaan op mijn bergen. Mijn volk zal niet langer hun slavenvolk zijn. 13Dit is mijn plan voor de hele aarde. Ik zal het uitvoeren met mijn enorme macht die over de hele wereld reikt.’ 14De Here, de God van de hemelse legers, heeft gesproken, wie kan zijn plannen veranderen? Als Hij zijn hand opheft, wie zal Hem dan tegenhouden?

15Dit is de boodschap die ik kreeg in het jaar waarin koning Achaz stierf.

16‘Lach niet te vroeg, Filistijnen, ook al is de koning die u onderdrukte, dood. Die stok is gebroken, dat wel, maar zijn zoon is een groter gevaar dan de vader ooit is geweest! Want uit de slang wordt een adder geboren en die brengt een vurige draak voort die u zal vernietigen! 17Ik zal de armen van mijn volk veilig hoeden en zij zullen in mijn weide grazen! De behoeftigen zullen in vrede kunnen gaan liggen. Maar wat u betreft, u zal Ik met de honger en het zwaard uitroeien. 18Jammer, Filistijnse steden, want uw lot is bezegeld. Uw hele land is veroordeeld. Want uit het noorden nadert een rookkolom: een leger in gesloten gelederen.’ 19Welk antwoord heeft men de boden van het volk te geven? Dit: God heeft Jeruzalem een hecht fundament gegeven en Hij heeft Zich voorgenomen de armen van zijn volk binnen haar muren een veilige schuilplaats te geven. 20

Gods profetie over Moab

21Dit is Gods profetie over Moab.

Uw steden Ar en Kir zullen in één nacht worden verwoest.
22Uw onderdanen in Dibon gaan naar hun tempels om te treuren om het lot van Nebo en Medeba, zij scheren uit rouw hun hoofdhaar en hun baard af. 23In zakken gekleed lopen zij door de straten en vanuit elk huis is het geklaag van de rouwenden te horen. 24De kreten vanuit Chesbon en Elale worden tot in Jahas vernomen. De moedigste strijders van Moab schreeuwen het uit van angst.

25Met pijn in het hart denk ik aan Moab! Haar inwoners vluchten naar Soar en Eglat-Selisia. Huilend gaan zij langs de weg naar Luchit omhoog en hun geklaag is op de weg naar Choronaïm nog te horen.

Copyright information for NldHTB